Een werkgever heeft een belangrijke taak wanneer hij iemand aanneemt: een arbeidscontract opstellen. Een goede arbeidsovereenkomst is de basis van een gezonde werkrelatie. Het voorkomt misverstanden en beschermt zowel jou als je werknemer.
Er zijn meerdere soorten contracten en elke soort moet aan bepaalde voorwaarden voldoen. Ook zijn er regels over wat er juist niet in een arbeidsovereenkomst mag staan. De juridische last van het opstellen van zo'n contract ligt bij jou als werkgever. Vraag bij twijfel altijd hulp aan een arbeidsjurist of andere specialist.
Wat er in een arbeidscontract moet staan, is vastgelegd door de Rijksoverheid. Dat geldt ook voor de termijn waarin je dat contract moet aanbieden. Binnen de eerste maand dat je werknemer bij jou begint, moet hij een arbeidscontract ontvangen en ondertekenen.
In een arbeidsovereenkomst staat altijd:
Dit is wat er verplicht in een contract moet staan. Je kunt als werkgever nog meer afspraken toevoegen.
Er zijn verschillende soorten arbeidsovereenkomsten. De meest voorkomende drie zijn:
Bij elk soort contract gelden andere regels over bijvoorbeeld proeftijd, ontslag en loon.
Bij een tijdelijk contract mag je alleen een proeftijd afspreken als het contract langer duurt dan zes maanden. Die proeftijd mag dan maximaal een maand zijn, tenzij in de cao iets anders staat.
Je kunt een tijdelijk contract niet tussentijds opzeggen tenzij je daarover een andere afspraak hebt gemaakt in het contract. Wat loon betreft: je bent als werkgever verplicht om loon uit te keren, ook als er tijdelijk minder werk is.
Een vast contract biedt meer zekerheid voor de werknemer en werkgever. Het vraagt ook meer verantwoordelijkheid van jou als werkgever.
De proeftijd mag maximaal twee maanden zijn.
Wil je de arbeidsovereenkomst stoppen? Dan moet je een goede reden hebben, zoals niet functioneren of een sterk verstoorde arbeidsrelatie. Je moet dat ook voorleggen en goedkeuring krijgen van het UWV of een kantonrechter.
De opzegtermijn is afhankelijk van het dienstverband. Meestal is dat minimaal een maand. Ook bij een vast contract geldt dat je loon betaalt, ook als er niet genoeg werk is. Bij (langdurige) ziekte moet je het loon (deels) doorbetalen.
Voor een oproepcontract gelden andere regels.
Een proeftijd afspreken mag, maar wel alleen als het contract langer dan zes maanden loopt. Bij een korter contract mag je geen proeftijd instellen.
Je betaalt alleen loon voor de uren die daadwerkelijk gewerkt zijn, tenzij je de werknemer minder dan vier dagen van tevoren oproept voor een dienst. Dan moet je sowieso betalen, ook als er uiteindelijk geen werk is.
Na twaalf maanden moet je als werkgever een aanbod doen voor een vast aantal uren. Dat aantal moet gebaseerd zijn op de gewerkte uren van de werknemer in het afgelopen jaar. Ontslag bij een oproepcontract is in de basis hetzelfde geregeld als bij een tijdelijk contract: het loopt af op de afgesproken einddatum, tenzij je iets anders hebt opgenomen.
Het arbeidscontract moet verder altijd voldoen aan meerdere wetten. De belangrijkste zijn:
Wil je als werkgever aanvullende afspraken maken met je werknemer? Dat mag, maar er zijn regels.
Een extra clausule die veel werkgevers willen is het concurrentiebeding. Een concurrentiebeding is een afspraak in het contract waarin staat dat een werknemer na het einde van zijn dienstverband niet bij een concurrerend bedrijf mag werken. Zo'n clausule moet je altijd vastleggen. In een tijdelijk contract mag je alleen een concurrentiebeding opnemen in uitzonderlijke situaties. Overleg dat met een jurist.
Suizen je oren van alle informatie? Daarom kiezen veel werkgevers ervoor om hulp te vragen bij het maken van een arbeidscontract. Heb je een HR-afdeling? Zij kunnen het contract opstellen of controleren. Heb je die niet, dan kun je een voorbeeldcontract gebruiken en dit laten controleren door een jurist of andere specialist.